Tips & trucs


De regisseur leest (niet afraffelend) het stuk voor, zodat alle neuzen in één richting komen te staan. Hierna wordt er door de spelers ten hoogste vier maal gelezen. En omdat hun gezegd is dat daarna niet meer in het script gekeken mag worden, zullen zij bijzonder goed opletten en het verhaal door en door in zich opnemen.

Na die drie/vier keer wordt er meteen gespeeld. Echt spelen! Zittend om de tafel! Intens naar die ander te luisteren is automatisch goed antwoord geven. En de dialogen zijn perfect. In het dagelijkse leven doen wij niet anders.

Er ontstaat dan iets dat verbazing wekt: de spelers creëren zelf hun personage. Ze gaan zich happy voelen, mits ze er geen typetje van maken. Per keer krijgt hun fysiek- en verbaal talent meer gestalte. De regisseur die vaker met deze methode gewerkt heeft, verbaast zich daar niet over. Ook niet over het feit dat hierdoor echte karakters ontstaan. Want dat is nodig. De definitie van klucht luidt: absoluut geloofwaardige personen in absoluut ongeloofwaardige situaties. En alleen een karakter is geloofwaardig.

De verdere repetities. De spelers die even niet aan het woord zijn raken geënthousiasmeerd, souffleren als dat nodig is. Ze zullen horen dat van de dialogen wel eens één of twee woordjes veranderen (komt later goed), maar ook dat er van seconde tot seconde, en elke repetitie weer, het zelfde gedacht wordt.

Denken is het hoofdbestanddeel van kluchtspelen. Ook het timen is niets anders dan denken. In alle ernst denken aan het verhaal; zowel in de repetities als in de voorstelling. Het enige wat ik bij dat laatste anders deed was, dat ik de zin waar de lach op moet volgen, de punchline, niet luider of sneller, maar iets gearticuleerder de zaal inzond en daardoor aan de lach niet kon denken. Nee, dan bleef ik in gedachten met het verhaal bezig; soms zelfs zichtbaar voor de zaal. Bij de Engelsen heet dat: het voeden-van-de-lach.

Overigens, pas later in de repetities zal de regisseur de karakters, indien nodig, een corrigerend duwtje mogen geven. Wordt dat in een (te) vroeg stadium gedaan, gaat er iets kapot. Ook een mogelijke grap zou dat lot kunnen overkomen.

Met twee significante voorbeelden wil ik dit laatste extra legitimiteit geven: Toon Hermans en ook Wim Kan (ieder afzonderlijk) zijn in hun repetities furieus te keer gegaan toen een medewerker enthousiast riep “Al u het zo zegt wordt het nog grappiger.” Ook in Engeland is sleutelen aan een grap ten strengste verboden. Ik heb het daar eens meegemaakt! De hel brak los! Overigens, zowel Toon Hermans als Wim Kan hebben die bewuste grap niet meer gebruikt. Ze probeerden het, maar het lukte niet meer. Dit gaf voor ondergetekende de aanzet om naar deze nieuwe manier te zoeken.

Wie voor de eerste keer deze methode hanteert geef ik een hint. Er komt een moment – op ca driekwart van de repetitieperiode – dat er spelers zijn die zich afvragen of het wel lachwekkend wordt. Stel ze gerust, vertel ze dat klucht in wezen drama is. Het is drama op wielen, waarbij de wielen er pas bij de try-outs rustig onder gestoken worden.

Bent U geïnteresseerd in nog wat extra’s, die meer begrip zullen wekken over de methode? Op de toneelschool heb ik les gehad van de Rus Pjotr Sjarov, laatste in leven-zijnde leerling van de beroemde Stanislavski. Hij studeerde met de twee hoogste klassen een Russisch stuk in, terwijl wij van de eerste klas mochten kijken en luisteren. Te onervaren als ik in die dagen was, weigerden mijn hersens daar het belang van in te zien. Zoekende naar een manier om een voorstelling goed te houden, kwamen die lessen weer in gedachten. Geregistreerd had ik ze dus wel. ‘Drama is blijspel en blijspel is drama’, had de maestro eens uitgeroepen. Dat je dus blijspel met een dramahart moet repeteren. Hij dus ook al. Maar er was meer! Hij liet de leerlingen lang om de tafel werken, wat neerkwam op echt spelen, zonder ook maar één aanwijzing te geven. Aangenaam verrast was ik dat de karakters zich lieten zien; zo maar! Het hoeft geen betoog dat dit een stevige ondergrond gegeven heeft voor de methode.

En nog dit:
Het heeft me van jongs af aan verbaasd dat kluchten op de premières zo steengoed waren, maar al gauw hun glans verloren. Altijd weer! Daar wil ik het over hebben. Ik vind dat dat veranderen moet. Anders blijft klucht dat inferieure imago houden. Door het te benoemen kan het misschien goed komen.

Bij elke eerste voorstelling, van welk soort toneel ook, hebben de spelers bij aanvang aardig wat adrenaline in de aderen. Betreft het de hoofdpersoon van een klucht, is die hoeveelheid vele malen groter, want hoe ook, hij draagt de voorstelling, hij moet voor de lachen zorgen. Dolblij is hij – het is nog steeds een ‘hij’ die de minkukel speelt, schrijvers: doe daar wat aan – ik herhaal dolblij is ie als het weer gelukt is. Maar….luttele voorstellingen later - de adrenaline ontbreekt - begint de respons van het publiek minder te worden. Het ouwe liedje. En wat doet de minkukel, gevoelsmens als hij is? Onbewust grijpt hij terug naar die keer dat hij zo gelukkig was. Hij wil dat premièregevoel weer. Door nu kleine veranderingen in zijn spel te brengen, kortom door het ongewisse, voelt hij weer iets van die spanning. Veranderingen dus. Ze zijn niet groot: wat extra woordjes, een ander accent dan bedoelt is, een lachje er tussendoor, het tempo wat hoger…het geeft de minkukel het gevoel zijn uiterste best gedaan te hebben. Hij kan zich niets verwijten. Laten we hem dus maar gaan? Er zit een niet-onschuldig neveneffect aan: zijn medespelers moeten zich aanpassen. Maar niet iedereen kan dat, en de voorstelling raakt uit zijn voegen. Het heet nog wel klucht maar om-en-nabij de twintigste is het kolder geworden, waar een gedeelte van het publiek niet blij mee is. De minkukel zélf ook niet. Hij gaat verlangen naar zijn volgende klus.

Als het vast zou staan dat daar niets aan de doen valt, zijn bovenstaande woorden zinloos geweest. Maar het feit dat het Theater van de lach de kluchten 250 of meer keer speelden en de laatste voorstellingen daarvan steeds de beste waren, maakt duidelijk dat die mogelijkheid er is. Welke?

Behandel de klucht met boven vermelde methode en doe wat ik van de Engelsen geleerd heb: gebruik de laatste drie repetitiedagen – twee maal per dag – om de klucht aan één stuk door te spelen onder het regime dat er absoluut niet onderbroken mag worden. Notes komen steeds na afloop. Die andere methode en dit zorgen voor de oplossing. Ik verzeker u dat je gaat verlangen naar de eerste try-out.

Doe het zo regisseurs. Ik weet dat er moed voor nodig is. Ook ik zweette peentjes toen ik de nieuwe methode voor het eerst toepaste. Maar al spoedig kwamen de reacties, ´nooit ze heerlijk gerepeteerd´ en ´het gaat zo lekker ontspannen´ en wist ik dat ik bezig was aan het goede eind te trekken.

Tot slot nog over iets dat niet over het hoofd gezien mag worden:
Het publiek dat thans naar een klucht gaat kijken heeft één collectieve gedachte: begin maar meteen met het verhaal en laat ons lachen; hoe meer hoe beter. De schrijver van nu, wil hij gespeeld worden, voldoet daaraan. Maar het ontneemt hem de mogelijkheid de karakters goed neer te zetten. Hij vindt dat jammer maar berust daarin. Ik spreek uit ervaring, de mis-en-scène heeft dat grotendeels overgenomen. Door een goede placering van de hoofdpersonen krijgt het hoog geëerd publiek, onbewust toch de nodige informatie. De regisseur die als eigenschap heeft het menselijk gedrag te kunnen doorgronden, zal er weinig moeite mee hebben.

Ik doe u een idee aan de hand waarmee het maken van een mis-en-scène zeer gemakkelijk gaat. Hier en daar hebben al navolgers zich kenbaar gemaakt. Dit ter aanbeveling. Plak op een ijzeren plaat (of blik) ter grootte van een A-viertje een vel papier van die afmeting, waarop de plattegrond van het décor getekend staat, inclusief het meubilair. Met kleine magneetjes – ca vierkante centimeter – gemerkt met de initialen van de personages kan er nu naar hartenlust verzonnen en geschoven worden. Het vraagt enige tijd. Niet alleen om aan die ene grote eis te kunnen voldoen, want er is meer: Het beeld vanuit de zaal moet aantrekkelijk zijn. De persoon die de telefoon moet opnemen, moet, omwille van het tempo, dicht in de buurt van dat apparaat zijn. De Meneer die van de binnenkomende secretaresse een brief in ontvangst neemt, moet zich eveneens dicht bij die deur bevinden. Het zijn maar een paar voorbeelden Ik denk dat de fantasie van de geïnteresseerde regisseur zich al in beweging heeft gezet.

Voor de hele grote liefhebber doe ik uit de doeken hoe ik het me nog gemakkelijker maakte. Het werd mogelijk door de tweezijdige printer die op de markt kwam. Op de tekstpagina (meestal rechts) zette ik op de plek waar ik een beweging wilde een cijfertje; ik begon met nummer 1 en dan 2, enz. Op de open linker pagina had ik bovenaan precies zo’n plattegrond staan (een kleinere) en zette dat cijfer op de gewenste plek Daaronder bleef veel ruimte over voor eventuele aanvullende opmerkingen, uiteraard weer vergezeld door het bewuste nummer.

En nog dit:
Ik wilde af van dat ‘gaat naar de linker punt van de schoorsteen’, draait vervolgens naar...’ Ik verving het door: gaat naar west of noord of noordwest, enzovoort. Al met al kon ik het hele mis-en-scène-gebeuren aanzienlijk bekorten met 30 à 40 %. Het kwam ook door het gemak bij: “jongens, we gaan een stukje terugnemen….”.Nee, het noemen van de bladzijde was voldoende om de spelers, zonder dat omslachtige gedoe, op de juiste plek te krijgen; altijd links bovenaan.

Succes verzekerd vrienden!


John Lanting